Durnberg

Geschiedenis

Wijnhuis Dürnberg ligt in het traditionele wijnstadje Falkenstein, het historische hart van het Weinviertel. De wijnbouw is hier gedocumenteerd sinds de 12e eeuw, en tussen de 13e en de 17e eeuw werden wijnbouwzaken tussen Wenen en Brno gereguleerd door het Falkenstein-berghof. Op dit brandpunt van de oude en nieuwe wijncultuur ontstaat een wijn met onmiskenbare aroma’s en diepe kruiden.

De koele eigenschappen van de wijnen zijn het resultaat van een uitzonderlijk terroir. Op de kalkrijke bodems en dankzij een gunstig microklimaat bereiken de druiven de ideale rijpheid. Hierdoor ontstaan wijnen met fijne aroma’s, uitgesproken fruit en vitale zuurgraad.

Bodem en Klimaat

De Falkenstein-kliffen zijn uitlopers van de noordelijke Kalkalpen en vormen een geologische en klimatologische eilandlocatie in het verder zeer zacht heuvelachtige Weinviertel. De vallei, die beschermd is tegen sterke westenwinden, en de goed geventileerde hoogte van de wijngaarden zijn ideaal voor wijnbouw. In de loop van de millennia hebben zich löss en klei opgehoopt op de hellingen van de huidige wijngaarden, wat de wateropslag en diepe worteling van de wijnstokken bevordert. De verweerde kalksteen in de bodem is afkomstig uit de Thetys, de oude Middellandse Zee. Tegenwoordig is het een echte minerale schat waaraan de wijnen van Durnberg hun unieke mineraliteit ontlenen.

Als je de klimaatgegevens van Falkenstein vergelijkt met die van ‘s werelds gerenommeerde wijnbouwgebieden, begrijp je waarom de wijnen hier zo aromatisch en toch zo fris zijn: zelfs op extreem warme zomerdagen koelt het – dankzij de bijzondere hoogte – enorm af ‘s avonds, zodat het verfrissende zuur behouden blijft. Tegelijkertijd kan de fysiologische volwassenheid langzaam maar zeker vorderen.
Het resultaat zijn zeer complexe, evenwichtige en zeer aromatische wijnen die altijd een vleugje koelte en frisheid hebben.

Kelderfilosofie

Het grote doel is om de onafhankelijkheid van klimaat en bodem in wijn te vinden. De handtekening van de wijnmaker komt tot uiting in het creëren van optimale omstandigheden in de kelder die dit karakter onderstrepen en benadrukken.

De hoogte zorgt voor late oogsttijden en helpt om het geoogste materiaal koud binnen te halen en te verwerken. Hierdoor blijft het fruitige karakter van de latere wijnen behouden en worden ongewenste tannines voorkomen. Vooral bij de reservé wijnen, waarvan de druiven pas eind oktober geoogst worden, maken ze van de gelegenheid gebruik om veel van het aroma en de extractie uit de schillen in de latere wijn te krijgen door de druiven koud te macereren.

De beslissing over de uitbreiding wordt specifiek genomen op basis van het gewenste wijntype:

Druiven voor de delicaat fruitige wijnen uit de series Classic en Drinking Pleasure worden ontsteeld en na een korte maceratietijd voorzichtig pneumatisch geperst (koude maceratie). De most wordt helder gemaakt met behulp van een filter en gefermenteerd in roestvrij staal bij een gecontroleerde temperatuur. De jonge wijnen blijven vervolgens enkele maanden op de fijne droesem. Het resultaat zijn zeer evenwichtige wijnen met een fijn mineraal karakter, stimulerend in het drinken en een elegante, koele frisheid.

De druiven voor de reservés worden selectief met de hand geoogst; de late dunning van de druiven zorgt voor de overeenkomstig hoge suikergradaties. De koude maceratie, die vaak dagen duurt vóór het persen, leidt tot een extractie van de aroma’s en tannines uit de schillen – de wijn wordt “dichter” en complexer, waardoor hij de ruggengraat krijgt voor jarenlange rijping op fles. De wijnen blijven doorgaans op hun droesem (“sur lie”) in eikenhouten vaten tot de volgende oogst. De keldermeester bepaalt wanneer het optimale evenwicht voor het bottelen is bereikt.